Metabo MAG 50 Operating Instructions 2 - Page 22
Reiniging, onderhoud, Storingen verhelpen
View all Metabo MAG 50 manuals
Add to My Manuals
Save this manual to your list of manuals |
Page 22 highlights
NL NEDERLANDS Voor het boren in staal van mindere dikte kan men onder het materiaal (op de plaats waar de magneetvoet is neergezet) een stalen plaat (minimumafmetingen 100 x 200 x 12 mm) aanbrengen. Gebruik op non-ferrometalen Voor het boren in non-ferrometalen wordt een stalen plaat op het materaal bevestigd en de magneetboorstandaard vervolgens op de stalen plaat geplaatst. Gebruik op rond en sterk gebogen materiaal Voor het boren in rond en sterk gebogen materiaal wordt de magneetvoet (12) zo op het materiaal geplaatst dat de lengteas van de magneetvoet evenwijdig loopt aan de hartlijn van het ronde of gebogen materiaal. De vrije ruimte tussen de magneetvoet en het materiaal aan beide zijden en over de gehele lengte van de magneetvoet zodanig met stalen wiggen of staven opvullen dat na het inschakelen van de magneet zo veel mogelijk magnetische krachtlijnen van de magneetpool via de wiggen (of staven) en het materiaal naar het huis van de magneetvoet lopen. De stalen wiggen (staven) moeten aan beide zijden van de magneetvoet zodanig verdeeld zijn dat de as van de boor precies op de hartlijn van het ronde of gebogen materiaal gericht is, omdat de boor anders zijwaarts kan uitlopen. Trek de handgreep van de magneetboorstandaard krachtig heen en weer om u ervan te vergewissen dat deze onberispelijk op het materiaal hecht. 7.6 Het boren - De handleiding van de boormachine in acht nemen. - De plaats waar het gat geboord moet worden, markeren. - De magneetboorstandaard zo plaatsen dat de boorpunt zich bij middenmarkering bevindt. - De magneet van de magneetboorstandaard inschakelen (schakelaar (11)). - Na het loszetten van de excenter (13) kan het bovendeel van de magneetboorstandaard zo gedraaid en zijdelings verschoven worden, dat de boorpunt zich precies boven de middenmarkering bevindt. Attentie! De excenter (13) weer stevig spannen. Controleer voor gebruik altijd of de excenter (13) stevig gespannen is, zodat het bovendeel niet onbedoeld kan verschuiven of draaien. - Vervolgens de boormachine inschakelen (schakelaar (9)). - Het boren met geringe aanzetkracht beginnen. 22 - Wanneer de boor pakt, kan met een enigszins hogere aanzetkracht verder gewerkt worden. Een te hoge aanzetkracht heeft een versnelde slijtage van de boor tot gevolg. Zorg voor een regelmatige spaanafvoer. - Voor het vaststellen van de boordiepte dient de schaalring op de spil (8). Wanneer de magneetboorstandaard (na het gebruik) gedurende langere tijd op materiaal met slechte warmtegeleidingseigenschappen (bijv. kunststof) wordt gelegd, mag de magneet niet worden ingeschakeld, omdat anders de magneetspoelen oververhit kunnen raken. 8 Reiniging, onderhoud Regelmatig onderhouden, schoonmaken en smeren. Vóór iedere instelling, elk onderhoud of iedere reparatie de stekker uit het stopcontact trekken. Voor de smering van de tandheugel en het rondsel voor het naar boven en beneden bewegen van de slede (5), de tandheugel af en toe enige druppels olie geven. Het glijvlak van de slede (5) met universeel vet smeren. Speling van de slede De speling van de slede is standaard ingesteld. De slede (5) moet zo ingesteld zijn dat deze (wanneer de boormachine is geplaatst) soepel op en neer bewogen kan worden, in elke positie blijft staan en niet door het gewicht van de boormachine naar beneden wordt getrokken. Indien nodig kan de speling van de slede (5) met behulp van de zeven stelschroeven (6) worden ingesteld. Contramoeren losdraaien, stelschroeven aantrekken, contramoeren weer aantrekken. 9 Storingen verhelpen Herstartbeveiliging (om een onbedoelde herstart te voorkomen) Wanneer bij een ingeschakelde boormachine a) de magneet uitgeschakeld of b) de stroomtoevoer onderbroken wordt, komt de boormachine tot stilstand. Bij het opnieuw inschakelen van de magneet of het herstel van de stroomtoevoer start de boormachine - uit veiligheidsoverwegingen - niet vanzelf (herstartbeveiliging). De boormachine met de schakelaar (9) weer inschakelen. Zie ook hoofdstuk 7.2.