Metabo MAG 50 Operating Instructions 2 - Page 21

Gebruik

Page 21 highlights

NEDERLANDS NL - Schroef (17) van de spanring aantrekken. - Schakelaar (10) indrukken en schakelaar (11) op „0" zetten (zodat de boormachine niet kan starten). - Netstekker van de boormachine in het stopcontact (4) van de magneetboorstandaard steken. - Bij de boormachine de continu-inschakeling instellen. (De handleiding van de boormachine in acht nemen.) 6.2 Netaansluiting De magneetboorstandaard voldoet aan beveiligingsklasse I en mag daarom alleen op volgens voorschrift geaarde stopcontacten aangesloten worden. Wanneer een verlengsnoer vereist is, dient dit drieaderig te zijn en moet het aarddraad ervan correct met het randaardecontact van de contrastekker en van de stekker verbonden zijn. Gebruik in de open lucht alleen hiervoor toegelaten en overeenkomstig gekenmerkte verlengingskabels. Controleer regelmatig de verlengingskabels en vervang deze wanneer beschadigingen aanwezig zijn. Verlengingskabels dienen voor de energieopname van de boormachine en de magneetboorstandaard geschikt te zijn (vgl. Technische gegevens). Bij gebruik van een kabelhaspel moet de kabel altijd geheel zijn afgerold. 7 Gebruik 7.1 Veiligheidsketting aanbrengen Voor het werken op verticale en schuine vlakken en bij bovenhandse werkzaamheden dient de magneetboorstandaard zo met de meegeleverde veiligheidsketting (2) beveiligd te worden, dat hij bij een onderbreking van de stroomvoorziening niet naar beneden kan vallen. Breng de veiligheidsketting (2) zo aan dat de magneetboorstandaard van de gebruiker af beweegt wanneer de netspanning wegvalt. Attentie! Controleer de veiligheidsketting (2) op beschadiging. Controleer de veiligheidsketting (2) voor gebruik altijd zorgvuldig op een juiste werking conform de bepalingen. Wanneer de veiligheidsketting (2) beschadigd of de werking van de karabijnhaak (1) niet meer foutloos is, de veiligheidsketting direct vervangen. - De veiligheidsketting (2) aan één van de beide bevestigingspunten (3) van de magneetboorstandaard aanbrengen. - Daarna de veiligheidsketting aan een ander geschikt bevestigingspunt of aan het te bewerken materiaal vastmaken. De karabijnhaak (1) van de veiligheidsketting zo in één van de kettingschakels haken, dat de ketting zo strak mogelijk zit. - Controleer of de karabijnhaak (1) geheel gesloten is. De veiligheidsketting vervangt niet de magneetkracht van de magneetboorstandaard en dient uitsluitend als valbeveiliging bij uitval van de spanning. 7.2 Inschakelen / inschakelvolgorde De boormachine kan uit veiligheidsoverwegingen pas na het inschakelen van de magneet ingeschakeld worden. Daarom de inschakelvolgorde in acht nemen. 1. Eerst de magneet inschakelen: schakelaar (11) op „1" zetten. Wanneer de magneet ingeschakeld is, brandt de in de schakelaar (11) geïntegreerde LED. 2. Pas dan de boormachine met de schakelaar (9) inschakelen. Zie ook hoofdstuk 9. Opmerking: De volledige magneethechtkracht staat bij ingeschakelde boormachine ter beschikking. 7.3 Boormachine uitschakelen Schakelaar (10) indrukken. Wacht tot de boormachine geheel tot stilstand gekomen is. 7.4 Magneet uitschakelen Bij het uitschakelen van de magneet blijft de hechtkracht van de magneet niet in stand. Schakelaar (11) op „0" zetten. 7.5 Opzetten op het werkstuk De magneetboorstandaard hecht alleen dan optimaal op het materiaal waarin geboord moet worden, wanneer het materiaaloppervlak schoon en vlak is. Verwijder vóór het plaatsen van de magneetboorstandaard losse roestaanslag, vuil of vet en maak eventueel aanwezige lasbolletjes of oneffenheden vlak. Een dunne verflaag doet aan de hechtkracht geen afbreuk. Indien nodig ook de magneetvoet (12) reinigen. Trek na het inschakelen van de magneet de handgreep van de magneetboorstandaard krachtig heen en weer om u ervan te vergewissen dat de standaard onberispelijk op het materiaal hecht. Indien dit niet het geval is, het materiaaloppervlak en de onderzijde van de magneetvoet controleren, zo nodig schoonmaken en de magneet opnieuw inschakelen. Gebruik op dun staal De optimale hechtkracht wordt op koolstofarm staal van minstens 12 mm dikte bereikt. 21

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80

NEDERLANDS
21
NL
- Schroef (17) van de spanring aantrekken.
-
Schakelaar (10) indrukken en schakelaar (11)
op „0“ zetten (zodat de boormachine niet kan
starten).
- Netstekker van de boormachine in het stop-
contact (4) van de magneetboorstandaard
steken.
-
Bij de boormachine de continu-inschakeling
instellen. (
De handleiding van de boorma-
chine in acht nemen.)
6.2
Netaansluiting
De magneetboorstandaard voldoet aan beveili-
gingsklasse I en mag daarom alleen op volgens
voorschrift geaarde stopcontacten aangesloten
worden.
Wanneer een verlengsnoer vereist is, dient dit drie-
aderig te zijn en moet het aarddraad ervan correct
met het randaardecontact van de contrastekker en
van de stekker verbonden zijn.
Gebruik in de open lucht alleen hiervoor toegelaten
en overeenkomstig gekenmerkte verlengingska-
bels.
Controleer regelmatig de verlengingskabels en
vervang deze wanneer beschadigingen aanwezig
zijn.
Verlengingskabels dienen voor de energieopname
van de boormachine en de magneetboorstan-
daard geschikt te zijn (vgl. Technische gegevens).
Bij gebruik van een kabelhaspel moet de kabel
altijd geheel zijn afgerold.
7.1
Veiligheidsketting aanbrengen
Voor het werken op verticale en schuine
vlakken en bij bovenhandse werkzaamheden
dient de magneetboorstandaard zo met de
meegeleverde
veiligheidsketting
(2) beveiligd te
worden, dat hij bij een onderbreking van de stro-
omvoorziening niet naar beneden kan vallen.
Breng de
veiligheidsketting
(2) zo aan dat de
magneetboorstandaard van de gebruiker af
beweegt wanneer de netspanning wegvalt.
Attentie! Controleer de
veiligheidsketting
(2)
op beschadiging. Controleer de
veiligheids-
ketting
(2) voor gebruik altijd zorgvuldig op een
juiste werking conform de bepalingen. Wanneer de
veiligheidsketting
(2)
beschadigd of de werking
van de karabijnhaak (1) niet meer foutloos is, de
veiligheidsketting
direct vervangen.
- De
veiligheidsketting
(2) aan één van de beide
bevestigingspunten (3) van de magneetboor-
standaard aanbrengen.
- Daarna de
veiligheidsketting
aan een ander
geschikt bevestigingspunt of aan het te
bewerken materiaal vastmaken. De karabijnhaak
(1) van de veiligheidsketting zo in één van de
kettingschakels haken, dat de ketting zo strak
mogelijk
zit.
-
Controleer of de karabijnhaak (1) geheel gesloten
is.
De
veiligheidsketting
vervangt niet de
magneetkracht van de magneetboorstan-
daard en dient uitsluitend als valbeveiliging bij
uitval van de spanning.
7.2
Inschakelen / inschakelvolgorde
De boormachine kan uit veiligheidsoverwe-
gingen pas na het inschakelen van de
magneet ingeschakeld worden. Daarom de
inschakelvolgorde in acht nemen.
1.
Eerst de magneet inschakelen: schakelaar (11)
op „1“ zetten. Wanneer de magneet ingescha-
keld is, brandt de in de schakelaar (11) geïnte-
greerde LED.
2.
Pas dan de boormachine met de schakelaar (9)
inschakelen.
Zie ook hoofdstuk 9.
Opmerking:
De volledige magneethechtkracht
staat bij ingeschakelde boormachine ter beschik-
king.
7.3
Boormachine uitschakelen
Schakelaar (10) indrukken. Wacht tot de boorma-
chine geheel tot stilstand gekomen is.
7.4
Magneet
uitschakelen
Bij het uitschakelen van de magneet blijft de
hechtkracht van de magneet niet in stand.
Schakelaar (11) op „0“ zetten.
7.5
Opzetten op het werkstuk
De magneetboorstandaard hecht alleen dan opti-
maal op het materiaal waarin geboord moet
worden, wanneer het materiaaloppervlak schoon
en vlak is. Verwijder vóór het plaatsen van de
magneetboorstandaard losse roestaanslag, vuil of
vet en maak eventueel aanwezige lasbolletjes of
oneffenheden vlak. Een dunne verflaag doet aan
de hechtkracht geen afbreuk. Indien nodig ook de
magneetvoet (12) reinigen.
Trek na het inschakelen van de magneet de hand-
greep van de magneetboorstandaard krachtig
heen en weer om u ervan te vergewissen dat de
standaard onberispelijk op het materiaal hecht.
Indien dit niet het geval is, het materiaaloppervlak
en de onderzijde van de magneetvoet controleren,
zo nodig schoonmaken en de magneet opnieuw
inschakelen.
Gebruik op dun staal
De optimale hechtkracht wordt op koolstofarm
staal van minstens 12 mm dikte bereikt.
7
Gebruik