Behringer RD-9 Quick Start Guide - Page 21

Bediening

Page 21 highlights

40 RD-9 RD-9 Controls (NL) Bediening (32) PROB - De waarschijnlijkheid van een stap instellen. (33) FLAM - De breedte van de flam instellen. Auto Scroll-sectie (35) Step & Note Repeat-sectie (46) (39) (40) (41) (42) (43) (44) (45) (34) (36) (37) (38) (34) AUTO SCROLL - Stepmodus: houdt de afspeelpositie zichtbaar. Pattern modus: verder gaan in de song als de loop is afgelopen. (35) BANKEN 16/32/48/64 - Wit geeft de afspeelpositie in het huidige pattern aan. Blauw geeft de huidige zichtbare bankpositie weer. (36) Positie naar links - Stepmodus: kiezen weergavepositie bank. Pattern-modus: de afspeelpositie in de geselecteerde song kiezen. (37) LENGTH - Stepmodus: de lengte van het geselecteerde pattern instellen. Pattern-modus: het aantal herhalingen voor het geselecteerde deel in de song instellen. (38) Positie naar rechts - Stepmodus: kiezen weergavepositie bank. Pattern-modus: de afspeelpositie in de geselecteerde song kiezen. (39) 1 - Stap- of nootherhaling van een waarde van 1. (40) 2 - Stap- of nootherhaling met een waarde van 2. (41) 4 - Stap- of nootherhaling met een waarde van 4. (42) 8 - Stap- of nootherhaling met een waarde van 8. (43) STEP REPEAT - Herhaalt de stap voor de geselecteerde waarde. (44) NOTE REPEAT - Herhaalt de noot met de geselecteerde waarde of single shot. (45) TRIGGER - Triggert het geselecteerde drumgeluid of trigger de noot/stap-herhaling wanneer een van deze modi is ingeschakeld. (46) (46) 1/2/4/8 - geeft het aantal geselecteerde herhalingen aan. Trackbesturing en instellingen (49) (47) MUTE - Activeert het mute-menu. (48) SOLO - Activeert het solo-menu. (49) STEP-KNOPPEN - Worden gebruikt om stapgegevens in patterns in te voeren. Deze voeren tevens diverse systeemtaken uit in combinatie met de knop SETTINGS of voor diepere bewerking. (50) SETTINGS - Wordt gebruikt in combinatie met de STEP-KNOPPEN om verschillende bewerkingsmodi te selecteren (zie de gebruiksaanwijzing voor meer informatie). (51) AUTOFILL - Een fillpattern selecteren en toevoegen. Quick Start Guide 41 Stemmenbeheer (52) (53) (63) (54) (64) (55) (62) (56) (61) (59) (57) (60) (58) (52) LEVEL - Niveauregelaar voor de 9 stemmen plus Accent. (53) TUNE - regelt de diepte van de pitchenvelope die op de bassdrum wordt toegepast, wijzigt de toonhoogte van het drumgeluid voor de snare/toms en regelt de frequentie van de hi hats, ride en crash. (54) ATTACK - regelt de attack van de bassdrum. (55) DECAY - Wijzigt de vervaltijd van de stem. Linksom draaien voor verkorten, rechtsom voor verlengen. (56) TONE - Past een filter toe op de stem, waardoor bij linksom draaien de hoge frequenties worden verzwakt. (57) SNAPPY - Stel de hoeveelheid snap in op de snare. Rechtsom draaien verhoogt de snap. (58) VOICE SELECT - Selecteert een stem voor het bewerken van patterns, wavedesigner/filter, solo of mute. (59) PITCH DEPTH - Stelt in hoeveel invloed de pitch-envelope heeft op de oscillator van de bassdrum. (60) PITCH - Stelt de frequentie in van de oscillator van de bassdrum. (61) CH DECAY - Wijzigt de vervaltijd van de closed hi hat-stem. Linksom draaien voor verkorten, rechtsom voor verlengen. (62) OH DECAY - Wijzigt de vervaltijd van de open hi hat-stem. Linksom draaien voor verkorten, rechtsom voor verlengen. (63) CRASH TUNE - Wijzigt de toonhoogte van de crash-stem. (64) RIDE TUNE - Wijzigt de toonhoogte van de ride-stem.

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29

40
RD-9
Quick Start Guide
41
RD-9
Controls
(32)
PROB
– De waarschijnlijkheid van een stap instellen.
(33)
FLAM
– De breedte van de flam instellen.
Auto Scroll-sectie
(34)
AUTO SCROLL
– Stepmodus: houdt de afspeelpositie zichtbaar. Pattern
modus: verder gaan in de song als de loop is afgelopen.
(35)
BANKEN 16/32/48/64
– Wit geeft de afspeelpositie in het huidige
pattern aan. Blauw geeft de huidige zichtbare bankpositie weer.
(36)
Positie naar links
– Stepmodus: kiezen weergavepositie bank.
Pattern-modus: de afspeelpositie in de geselecteerde song kiezen.
(37)
LENGTH
– Stepmodus: de lengte van het geselecteerde pattern instellen.
Pattern-modus: het aantal herhalingen voor het geselecteerde deel in de
song instellen.
(38)
Positie naar rechts
- Stepmodus: kiezen weergavepositie bank.
Pattern-modus: de afspeelpositie in de geselecteerde song kiezen.
Ste
p & Note Repeat-sectie
(39)
1
– Stap- of nootherhaling van een waarde van 1.
(40)
2
– Stap- of nootherhaling met een waarde van 2.
(41)
4
– Stap- of nootherhaling met een waarde van 4.
(42)
8
– Stap- of nootherhaling met een waarde van 8.
(43)
STEP REPEAT
– Herhaalt de stap voor de geselecteerde waarde.
(44)
NOTE REPEAT
- Herhaalt de noot met de geselecteerde waarde of
single shot.
(45)
TRIGGER
– Triggert het geselecteerde drumgeluid of trigger de
noot/stap-herhaling wanneer een van deze modi is ingeschakeld.
(46)
(46) 1/2/4/8
– geeft het aantal geselecteerde herhalingen aan.
(36)
(37)
(38)
(35)
(34)
(45)
(39)
(40)
(41)
(42)
(43)
(44)
(46)
(NL)
Bediening
Trackbesturing en instellingen
(47)
MUTE
– Activeert het mute-menu.
(48)
SOLO
– Activeert het solo-menu.
(49)
STEP-KNOPPEN
– Worden gebruikt om stapgegevens in patterns in te voeren. Deze voeren tevens diverse systeemtaken uit in combinatie met de knop
SETTINGS of voor diepere bewerking.
(50)
SETTINGS
– Wordt gebruikt in combinatie met de STEP-KNOPPEN om verschillende bewerkingsmodi te selecteren (zie de gebruiksaanwijzing voor
meer informatie).
(51)
AUTOFILL
– Een fillpattern selecteren en toevoegen.
(49)
Stemmenbeheer
(52)
LEVEL
– Niveauregelaar voor de 9 stemmen plus Accent.
(53)
TUNE
– regelt de diepte van de pitchenvelope die op de bassdrum wordt
toegepast, wijzigt de toonhoogte van het drumgeluid voor de snare/toms
en regelt de frequentie van de hi hats, ride en crash.
(54)
ATTACK
– regelt de attack van de bassdrum.
(55)
DECAY
– Wijzigt de vervaltijd van de stem. Linksom draaien voor
verkorten, rechtsom voor verlengen.
(56)
TONE
– Past een filter toe op de stem, waardoor bij linksom draaien de
hoge frequenties worden verzwakt.
(57)
SNAPPY
– Stel de hoeveelheid snap in op de snare. Rechtsom draaien
verhoogt de snap.
(58)
VOICE SELECT
– Selecteert een stem voor het bewerken van patterns,
wavedesigner/filter, solo of mute.
(59)
PITCH DEPTH
– Stelt in hoeveel invloed de pitch-envelope heeft op de
oscillator van de bassdrum.
(60)
PITCH
– Stelt de frequentie in van de oscillator van de bassdrum.
(61)
CH DECAY
– Wijzigt de vervaltijd van de closed hi hat-stem. Linksom
draaien voor verkorten, rechtsom voor verlengen.
(62)
OH DECAY
– Wijzigt de vervaltijd van de open hi hat-stem. Linksom
draaien voor verkorten, rechtsom voor verlengen.
(63)
CRASH TUNE
– Wijzigt de toonhoogte van de crash-stem.
(64)
RIDE TUNE
– Wijzigt de toonhoogte van de ride-stem.
(52)
(59)
(55)
(56)
(57)
(53)
(54)
(61)
(64)
(62)
(63)
(58)
(60)